EEN KLEIN HELDENDICHT

door

HERMAN GORTER


MET VIER REPRODUCTIES NAAR MUURSCHILDERINGEN

VAN

RICHARD ROLAND HOLST

AMSTERDAM
1908

VOORREDE.

Mijn vriend RICHARD ROLAND HOLST heeft mij, ter illustratie van dentweeden druk van dit gedicht, eenige reproducties[*] gegeven naar zijnemuurschilderingen in het gebouw van den diamantbewerkersbond teAmsterdam.

Vreugde en trots vervullen ons hart nu het eerste begin vansocialistische schilderkunst en poëzie elkander ontmoet.

Wel zijn de beeldjes, die wij bedachten, nog maar klein in vergelijkingmet ons groote voorbeeld: den reuzenstrijd van het proletariaat,—welzijn de vormen en de veronderstellingen waarin wij ons bewegen, nog vaakouderwetsch,—maar ... voor het eerst staat hier in kunst het socialismeals de zon waarom zich het geheele leven bewegen moet.

En laat maar het proletariaat zijn loop met de snelheid vervolgen,waarmede het naar de nieuwe wereld ijlt,—in de handen der kunstenaarsdie het begeleiden, zal de kunst wassen van de kleine vonk die wij hiertoonen, tot een wereldverlichtende vlam.

1908.

HERMAN GORTER.

Noot: De fotografiën, naar welke deze werden genomen, maken deel uit vaneen album van 15, de geheele schildering weergevende, verschenen bijBRUSSE & Co., te Rotterdam.


AAN DE NAGEDACHTENIS VAN KARL MARX.


Hoe de Vrijheid wordt, de Slavernij verbleekt,
begin ik te zingen met wachtende kinderstem.

Muurschildering-R.R. Holst

I.
Een jonge arbeider kwam daar in het licht.
Hij wist niet wat te doen, want voor het eerst
moest hij meedoen aan een staking—of niet.
Hij was onzeker, voelde zich onzeker,—zooals
een schip dat aan het strand der zee,
slingrend met beide kanten water schept.
Hij was teer en zwart, want zijn moeder had
hem opgeleid in 't katholiek geloof,
en hem hield vast die rijke en roode godsdienst.
Maar hij was knap en vast, en de kameraden
hadde' hem geopenbaard den klassestrijd,
die alle krachten vraagt van d' wordende
Man.—Zoo ging hij nu door lichten dag.
Wat zou hij doen, met hen meegaan of niet?
De blos maakte zijn zwarte wang vuurrood.
Zooals een jonge stier, die op de velden
komt uit den stal, in 't voorjaar, duizelig
in 't licht komt, en niet weet of her of der,
en dan maar loopt rechtuit, op ééne lijn,
't is ongewis nog in zijn vaste hoofd,
zoo ging hij, die jonge arbeider, dwars in
het licht, het zilvrig-witte dageslicht.
En twee gedachten joegen zich aan hem op,
als uit de werklijkheid het groot droombeeld
gevormd wordt, als een wind die schuim of stof
opjaagt van zee of van een landweg. Eén
was dit: het zoete en zachte en tevree bestaan
van slaaf....
....—En de andre
...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!