Thet Oera Linda Bok.
De eerste druk van het Oera Linda Boek is uitverkocht, en daardoorde gelegenheid ontstaan, om eene tweede uitgave ter perse te leggen.Voor mij is dit eene gewenschte zaak, omdat ik nu in staat gesteld benhier en daar eene ingeslopen fout te herstellen of eene minder juistevertaling te verbeteren.
Van zijne eerste verschijning af, ja zelfs reeds voor dat hetgedrukt was, heeft het boek eene groote tegenspraak en veroordeelingondervonden. Vele pennen zijn daarover in beweging gebracht, eerst omde uitgave te beletten en vervolgens om de verspreiding tegen tegaan.
Niet alleen binnen ’s lands, maar ook daar buiten is men tegendat boek te velde getrokken, als of van de echtheid of onechtheiddaarvan het welzijn van land en volk afhing.
Wat heeft toch dat onschuldige boek gedaan, om zoo veel haat enverbittering op te wekken? Is het zoo’n bespottelijk prulschrift,zulk eene domme wartaal, niet waardig om gelezen te worden; wel nu menleze het niet. Maar als men het dan toch leest, dan leze men ook wat iker bij en over geschreven heb in de Inleiding, de Geschiedkundige [VI]Aanteekeningen, de Koninklijke Akademie en het Oera Linda Boek, en de Deventer Courant en het Oera Linda Boek. Doch dat is juist wat men nietdoet. Men wil niet ingelicht wezen over den aard, de strekking en dewetenschappelijke waarde van het boek. Het is veel gemakkelijker enpleizieriger in den blinde te schermen en in het wilde te schreeuwen,dan zich te zetten tot een ernstig onderzoek. Ieder, die maar even hetboek oppervlakkig heeft ingezien, of er wat over heeft hooren praten,waant zich gerechtigd om er een afkeurend oordeel over uit te spreken.Dat oordeel maakt een triumftocht door alle nieuwsbladen, wordt doorhet van de zaak onkundig publiek toegejuicht, en het land is gered.
Nu hebben de Heeren F. Muller en P. Smidt van Gelder, te Amsterdam,het papier van het Handschrift zoo het heet onderzocht, en beweren inde Nederlandsche Spectator no. 32 van den 5 Augustus 1876, dat hetpapier in deze eeuw is vervaardigd en wel in de laatste 25 jaren, dathet machinaal papier vergé is en afkomstig uit de fabriek van deHeeren Tielens en Schrammen te Maastricht.
De Heer Muller schrijft, dit gevoelen steunt op de navolgendegronden:
1. Het papier was in de 13e eeuw geheel van katoen, dik, ongelijk,wollig, met zeer ongelijke onduidelijke waterlijnen,—dit papieris dun, gelijk, hard, hier en daar doorschijnend, met geregeldeduidelijke waterlijnen