De Franse Pers
Tot op zekere hoogte is de Franse dagbladpers een oligarchie, zekergeen democratie. Dat komt, omdat een krant stichten in Frankrijk metzoveel kosten en moeite gepaard gaat, dat alleen mensen die in staatzijn zeer grote sommen op tafel te leggen een dagblad kunnenoprichten. Het zijn dus gewoonlijk kapitalisten, of hier en daar eenindustriëel, die het geld voorschieten om een krant te stichten.Zij speculeren daarbij over de afzet, die het blad zou kunnen vindenzodra dat zich weet te profileren als het orgaan van de een ofandere partij. Óf, ze koesteren in hun achterhoofd zelfs degedachte die titel later, met nog grotere winst, aan de regering teverkopen, zogauw er een voldoend aantal abonnenten gewonnen is. Diekranten zijn natuurlijk gedwongen om te dansen naar de pijpen van devoorhanden zijnde partijen, of van het ministerie, en ze zitten dus ineen heel nauw keurslijf, of wat nog erger is, in een exclusiviteit:allerlei mededelingen worden gewoon uitgesloten. Haast lijken debeperkingen van de Dùitse censuur daarbij op een keten van montererozenstengels.
De RÉDACTEUR EN CHEF van een Franse krant is eigenlijk eenCONDOTIERRE, een huurlingenleider: hij vecht met zijn collonnes, enverdedigt de belangen en de passies van de partij die hem ingehuurdheeft met haar subsidies, of met een gewaarborgde oplage. Deonderredacteurs, zijn luitenants en soldaten dus, gehoorzamengedisciplineerd, en ze geven hun artikelen de verwachte tendens enkleur. Hierdoor bereikt zo'n krant een éénheid en een precisie,die wij in de verste verte niet genoeg kunnen bewonderen. Destrengste discipline heerst hier, niet alleen in de gedachte, maar ookin de formulering. En als het dan eens voorkomt, dat de een of andereverstrooide medewerker een commando niet goed gehoord heeft, en eenstuk schrijft dat niet helemaal aan de CONSIGNES beantwoordt, dansnijdt de RÉDACTEUR EN CHEF in het vlees van dat opstel, met eenmilitaire onbarmhartigheid die bij géén Duitse censor te vindenis. Stel nu: er komt iemand bij die man aan met een stuk, dat dewelbepaalde doeleinden van de krant niet echt schijnt te bevorderen:het stuk behandelt bijvoorbeeld een thema waar het publiek geen directbelang bij heeft – en tenslotte is die krant hùn Orgaan –…dat stuk wordt streng afgewezen, met de sacrale woorden: "CELAN'ENTRE PAS DANS L'IDÉE DE NOTRE JOURNAL."
Nu is het vandaag zo, dat elke krant hier zijn eigen politieke kleur,en zijn eigen mooi omlijnde ideeën heeft. Op die manier is hetgemakkelijk te begrijpen, dat iemand, die iets te vertellen heeft watdaar allemaal een beetje bùiten valt, en dat ook niet goed bij eenpartij past – dat die man geen orgaan voor zijn mededelingen zalvinden. Ja, het kómt voor dat iemand een beetje verder wil gaandan de dagelijkse FAITS DIVERS, de zogenaamde actualiteiten; iemandwil een idee ontwikkelen waar de banale partijkwesties niks mee temaken hebben – in zijn stuk iets bespreken dat alleen maar de Zaakvan de Mensheid aanbelangt bijvoorbeeld – wel, de redacteurs zullenzo'n stuk met hoffelijke ironie terugwijzen. Komt daarbij, dat mentenslotte alleen via de kranten met het publiek kan spreken, en via deingezonden stukken en annonces die zij geven: in zulke omstandighedenis de CHARTE, die aan elke Fransman toelaat om zijn gedachten te latendrukken, een echte belediging geworden voor de geniale denkers enwereldburgers die zij zijn. In de praktijk kennen zij helemáálgeen persvrijheid: – "CELA N'ENTRE PAS DANS L'IDÉE DE NOTREJOURNAL."
Heinrich Heine
Lutezia
Paris, 3.VI.1840
in: Ernst Elster, 1893
Sämtliche Werke
Meyers Klassiker-Ausgaben
vertaald als radiotekst door Marc Vanfraechem