JONKER WILLEM VAN ARKEL
[1]
Het was een vreemdsoortig huis, waarin de edelman Quannevan te Gorcum woonde. Hethuis stond in de Krijtstraat (later de Revetsteeg) achter de Groote Kerk, en was,zooals de beschrijving ons meldt: „van voren van trappen voorzien, om naar boven tegaan, en onder met kelders1.” Dat dit groote huis juist in de Krijtstraat gebouwd was, verwondert mij wel eenweinig, daar de aanzienlijkste huizen destijds stonden in de Molenstraat, zuidwaartsvan ’t Marktplein, en ik geloof derhalve, dat die woning tot een bijzonder doel moestdienen. Welk doel weten wij niet; waarschijnlijk was het een stadsgebouw, dat latertot gevangenis werd ingericht, wellicht ook behoorde het aan heer Jan van Arkel, dieheer van Gorcum was. Hoe het zij, vreemdsoortig bleef het huis, vooral met de lange,smalle, steenen trap, die zich tot aan de deur verhief en op die hoogte een nauw [2]bordes vormde, door ijzers in allerlei bochten en krommingen afgepaald. Vier kleinevensters, van binnen en buiten van luiken voorzien, hadden het uitzicht op de straat,maar verdienden geen lof van sierlijkheid en symmetrie, daar het eene venster vlakbij de deur en het andere dicht bij den gevel was, terwijl de beide andere boven elkanderin een hoek geplaatst waren. Onder de lange steenen trap zag men den ingang tot eenbreeden kelder, maar het was daar zóó donker, dat men niet eens zien kon of er weleen deur vóór dien ingang was gemaakt.
Het huis had dus twee ingangen, een naar boven langs het smalle bordes en een naarde kelders onder de trap. Straks zullen wij wel gelegenheid hebben, een oog in dieonderaardsche ruimten te slaan; voor ’t oogenblik verzoek ik u, mij op de trap te volgen, het huisin te gaan en de kamer binnen te treden, die zich links van den ingang bevindt. Hetwas een donker vertrek, laag van verdieping, met dikke, zware balken aan de zolderingen eikenhouten wanden. Er waren slechts weinige meubelen aanwezig: een langwerpigeklaptafel, een paar stoelen, een groote kleederkast en onder den wijden open s