LIEDEKENS VAN BONTEKOE



I 'T PASSEREN DER LINIE


II ROELTJEN UIT DE BONTEKOE


III LOUW EN DE WAARZEGSTER


IV DE ZEILWAGEN VAN PRINCE MOURINGH. 1600.


V MACHTELD


VI PAPEGAAIJEN-DEUNTJEN


VII WIJS KLAERTJEN OP 'T IJS


VIII INKEER


IX JAN COMPAGNIE


X DIEUWERTJEN



VERHALEN



BLAAUW BES, BLAAUW BES!


'T IS MAAR EEN PENNELIKKER!


MARIE


DE EZELINNEN


HANNA


LIEDEKENS VAN BONTEKOE

door

E.J. POTGIETER


VIJF NOVELLEN:

(BLAAUW BES, BLAAUW BES!—'T IS MAAR EEN PENNELIKKER!—MARIE—DEEZELINNEN—HANNA)


LIEDEKENS VAN BONTEKOE


Aan de kant van de Revier komende daer dePraeuw lag, stond daer een hoop Inwoonders;en haperden geweldig tegen elkander; hetscheen dat de eene wilde hebben dat ik voeren de ander niet. Ik greep een of twee uit denhoop by den arm, en stuwde ze na de Praeuwtoe, om te varen gelyk of ik noch Meester was, en ik wasboven half Knechte niet. Sy sagen er soo vreesselyk uit alsDollemannen, doch lieten haer geseggen: en twee gingen metmy in de Praeuw, de eene ging agter sitten, en de andervoor: elk met een scheppertjen in de hand, en staken af; syhadden elk een Kris op haer syde steken, synde een geweerof het een Ponjaerd was, met vlammen. Doen wy wat gevarenhadden, kwam de agterste na my toe, want ik sat midden inde Praeuw, en wees dat hy geld wilde hebben. Ik taste inmyn dief sak, haelde er een kwartjen uit, en gaf het hem.Hy stond en bekeek het, en wiste niet wat hij doen wilde;doch nam het ten lesten, en wond het in syn Kleedjen dathy om syn middel hadde, de voorste siende dat syn Maetwat gekregen had, kwam mede na my toe, en wees my dathy ook wat hebben wilde; ik dat siende, haelde weder eenkwartjen uit myn dief sak: en gaf het hem. Hij stond enbekeek het mede, 't leek dat hij in twijffel was of hy hetgeld wilde nemen, dan of hy my wilde aentasten, 't welk syligt souden hebben kunnen doen, want ik hadde geen geweer,en sy hadden elk een Kris op syde. Daer sat ik als eenschaep tusschen twee Wolven, met duisend vreesen; Godweet hoe ik te moede was: voeren also voor stroom af;omtrent ten halver weeg aan de boot synde, begonnen sy tetieren en te parlementen, het scheen aen alle teekenen datsy my om den hals wilde brengen. Ik dit siende, was soobenauwt dat mij het hart in mijn lyf trilde en beefde vanvreese, keerden my derhalven tot God: bad hem om genadeen dat hy my verstand wilde geven, wat my best in diegelegenheid stond te doen: en het scheen of mij inwendiggeseid wierd, dat ik singen soude, hetwelk ik dede: hoewelik in

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!