Leiden: Boekdrukkerij van L. van Nifterik Hz.
De vrouw die moed heeft om naar persoonlijke vrijheid te streven en zich in de stilte der eenzaamheid rekenschap te vragenvan hare handelingen, woorden en gedachten, is op den goeden weg om voor latere geslachten te vormen:
“De ideale vrouw der toekomst.”
Het conventionalisme is de stilzwijgende overeenkomst, den schijn voor het wezen, vorm voor inhoud, en bijzaken voor de hoofdzaakin de plaats te stellen. In zekeren zin behooren ook de, bij de verwisseling van het schoonheidsgevoel in verscheidene tijdperkenveranderende, modes ertoe. In de diepere beteekenis van het woord valt altijd een gedeelte van deze aangenomen leer der welvoegelijkheidtezamen met die van zeden en gebruiken, met het begrip van de mate van zelfbeheersching en zelfverzaking, die ieder persoonheeft in acht te nemen in den omgang met anderen. Hoe meer men vordert in de beschaving en ontwikkeling, des te ruimer wordende grenzen genomen, waarin aan de samenleving de beoordeeling wordt toegestaan van ieders persoonlijk geloof en zienswijze,van ieders arbeidsveld en gewoonten in het dagelijksch leven. Hoe langer hoe meer begint men te begrijpen, dat elke uitingvan persoonlijke gevoelens, die op het recht van anderen geen inbreuk maakt, vrij behoort te wezen. Een vrij groot gedeeltevan de taak der beschaving in het tijdperk van elk nieuw geslacht, heeft altijd bestaan en bestaat ook nog, in het afschaffenvan eenige, tot ledige vormen ontaarde gebruiken, doode overblijfselen van hetgeen vroeger bestond, [2]die de nieuwe planten verhinderen om krachtig op te schieten. Wij hooren in onze dagen telkens weer stemmen opgaan die vrijheiden keuze tegenover de tot richtsnoer aangenomen zeden verlangen voor het persoonlijk geweten en de persoonlijke neiging. Indezen eeuwigdurenden strijd komt het er vooral op aan te beslissen, wat ook nu in werkelijkheid nog recht van bestaan heeften wat alleen hinderpalen zijn voor een edeler vrijheid, eene diepere waarheid, een grooter oorspronkelijkheid, een rijkerenlevens-inhoud; in éen woord: wat daarin is ontaard tot ledige vormlijkheid.
Maar niet alleen met verouderde gebruiken en vormen moet afrekening gehouden wor