Door het land der Skipetaren
Ik leegde zijn zakken een voor een. (Bladz. 6).
Boek-, Courant- en Steendrukkerij G. J. Thieme, Nijmegen.
De Turksche rechtpleging, heeft, zooals bekend is, haar eigenaardigheden, men zou zelfs kunnen zeggen haar schaduwzijden,die te meer uitkomen naarmate de streek waarvan sprake is, meer afgelegen is.
Onder de heerschende omstandigheden is het dus niet te verwonderen dat daar, waar de verschillende bandelooze stammen derArnauten, die voortdurend met elkaar in oorlog leven, gevestigd zijn, van “recht” eigenlijk geen sprake wezen kan.
Bij Ostromdscha begint het gebied der Skipetaren, die maar één wet kennen, nl. dat de zwakkere voor den sterkere moet wijken.Toen dan ook ons optreden tegenover den Mubarek,1 ons met het “gerecht” in aanraking bracht, begrepen wij, dat, wilden wij niet aan het kortste eind trekken, ook wij die wetmoesten toepassen. Wij hadden dit reeds in den namiddag gedaan, en wel met goed gevolg, en waren van plan, op de zitting waarwij thans werden gewacht, eveneens op krachtige wijze op te treden.
Toen wij ons naar het “gerechtsgebouw” begaven, begon de avond reeds te vallen. Wij zagen onderweg verscheidene menschen dieop de binnenplaats geen plekje meer hadden kunnen vinden en zich nu langs den weg hadden opgesteld, om ons ten minste te zienvoorbijkomen.
Nadat wij op de binnenplaats waren aangekomen, werd de poort achter ons gesloten, wat voor ons geen goed teeken was. De Mubarek[2]had al zijn invloed doen gelden, en naar het scheen met goed gevolg.
Wij baanden ons een weg door de menschen, tot aan de plek waar het verhoor zou plaats vinden. Behalve een stoel stond er eenlange bank en waren alle benoodigdheden voor de bastonnade voorhanden.
Men had olie in de bakken gedaan en het werk aangestoken, wat over den geheelen omtrek een fantastisch licht verspreidde.
De heeren van het gerecht waren in het huis. Men verwittigde hen van onze komst. De Khawassen stelden zich rondom ons op,zoodat de weg na