Oorspronkelijke voorkant.

SPROTJE

Oorspronkelijke titelpagina’s.
WERELDBIBLIOTHEEK
UITGEGEVEN DOOR: DE MAATSCHAPPIJ VOOR GOEDE ENGOEDKOOPE LECTUUR—AMSTERDAM
SPROTJE
VIJFDE DRUK, 16e–18e DUIZEND

[5]

Toen om even voorvieren, met een uitjoel van vrijgelaten baldadigheid, de zwermdeerns de school kwam uitgestoven, bleef achter in de plotshuiver-leege gang, aan de schemere deur-opening van ’t lokaal,dat voor naaikamer diende, een bleekneuzig kind in een bruin jurkje nogstaan talmen, haar pak onder den arm.

’t Was de laatste les van den cursus geweest, en de grooten,die niet weerom zouden komen, hadden haar bedeeling gekregen, een lapgoed voor een katoenen japon, een lap voor twee blauwe schorten, eenlap voor twee witte.... Dat werd het „uitzet” genoemd,’t eerst-noodige voor een dienstbodenplaatsje.

Met een schichtige onrust in haar kleine, fletse oogbollen, zag hetkind telkens verstolen naar de zonnige licht-reep der half-openstraatdeur,—de woelige bende dólde nog buiten—, keekdan weer, stil, met een verdrietig vraag-mondje, het verlatennaai-lokaal in: „Als ’t goed gemaakt is, Marie Plas,”zei terloops, [6]achter uit het vertrek, de naai-juffrouw,die druk bezig was op te ruimen, „dan mot je maar ’skomme.... ’s avonds tusschen zeven en acht.... met je nieuwespullen an.... zulle we wel ’s kijke.... voor ’ndienstje....”, en met ’n korten knik, schuin uit haarbukken op, zonder aankijken, gaf ze ’t kind haar afscheid.

Die, even opgemonterd, bleef nog aarzelend staan luisteren in degang. Verder-af reeds rumoerde het klossen van al de klompevoeten, hetschreeuw-gepraat.... plotseling werd er als een groot brok uit hetlawaai weggebroken: „Dat zijn de meiden van de Weert, die deKepélsteeg ingaan,” dacht het kind, en de zorgelijkheidstreek wat weg uit haar spitse gezichtje. Maar ze wachtte nog even. Dehelpster, die ’n paar maal de gang door kwam, scheen niet op haarte letten. Dan, in de dichte voordeur-helft, klepte met ’nlicht-flits de brievenbus open, en was weer zwart tegelijk met denplons van wat wits achter het glaasje; de postbode, het deur-openvoorbij, stak de stoep over, was weg....

Als zijn stappen verklonken waren, was de straat zonder gedruischgeraakt.

Met een slim, bleek lachje nam het kind den sitsen zak volnaai-gerei van den kapstok-haak, en als een muisje schoof ze de gangdoor, slipte langs de wit-heete [7...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!