[V]
Niet gaarne zou ik de gelegenheid latenvoorbijgaan, die mij hier is gegeven, om openlijk mijn dank te brengenaan U, Hooggeachte Professor de Louter, voor de groote bereidwilligheidwaarmede U, tijd noch moeite ontziende, mij bij het schrijven van ditproefschrift terzijde hebt gestaan en bovenal voor de vriendelijkebelangstelling, die U mij daarbij steeds hebt willen betoonen.
Ook aan de overige Hoogleeraren, onder wier leiding ik hetvoorrecht heb gehad aan deze Universiteit te studeeren, betuig ik mijneerkentelijkheid voor de welwillendheid en belangstelling, die ik vanhen mocht ondervinden. In het bijzonder denk ik hierbij ook aan deverplichtingen, die ik als oud-lid van het Collegium Themis hebtegenover Prof. Hamaker en Prof. Molengraaff, de eere-voorzitters vandit gezelschap in de jaren, dat ik aan de werkzaamhedendeelnam.
Ten slotte wil ik, nu ik op het punt sta de Academie te verlaten,het Utrechtsch Studenten-Corps gedenken, waarmede alle herinneringenuit mijn studententijd onafscheidelijk verbonden zullen blijven. Het ismijn oprechte wensch, dat het blijve bloeien, zoolang Utrecht en zijneAcademie bestaat. [IX]
P.
Hoofdstuk I